Duiding van zijn werk.
De uit twee verschillende abstractieniveaus voortvloeiende interpretatie van “het Zeeuws Landschap” resulteert in een beeldtaal zoals beschreven onder “het ruimtelijk landschap” en “ het conceptueel landschap”. De cognitieve – en expressieve domeinen zijn leidend in de ontwikkeling van zijn werk. Zijn zorgen m.b.t duurzaamheid in akkerbouw en ontwikkeling van biodiversiteit in landschapsbeheer wil hij verbinden met zijn werk en hiervoor aandacht vragen. Het idee, concept, dat de vermeende schade aan het landschap niet direct zichtbaar en voelbaar is, vraagt een enige mate van abstract denken. De kleuren gebruik hij als metafoor voor het vervluchtigen van vermeende kwaliteit, biodiversiteit en leefbaarheid van het landschap. Deze kleuren lossen op uit het onderliggend landschap, kleurlagen, en verdwijnen, ze gaan in rook op. De hier toegevoegde steenslag symboliseert een verschraling van het landschap. Het perspectief, letterlijk als horizon in een landschap en figuurlijk als verlies van biodiversiteit, is verdwenen.
De gebruikte beeldtaal in zowel “het ruimtelijk landschap” als “het conceptueel landschap”, kan met taal versterkt worden. De taal en beeldtaal samen zijn de totale expressievorm die de kunstenaar tot zijn beschikking heeft om zijn verhaal te vertellen. De toeschouwer kan het werk beter op zijn merites beoordelen en zijn/haar opgeroepen gevoelens duiden.
De beleving en opgeroepen emoties van de toeschouwer bij het zien van zijn twee gedefinieerde landschappen kunnen zeer verschillen.Toch is de inspiratiebron voor beiden benaderingen het Zeeuws Landschap. Bovendien blijven de gebruikte kleuren en helderheid hetzelfde. Een mogelijk verklaring kan zijn dat het verschil in rangschikking van de verf dit kan oproepen. Het verwoorden van de gevoelens van de kunstliefhebber bij het zien van dit werk zal mede afhangen van zijn/haar verbeeldingskracht en vrijheid van denken. Samengevat, het is de toeschouwer die aanzet is.